zaterdag 16 oktober 2010

In de beeldentuin

Vandaag voelde ik de winter komen
zijn lange, koude vingers in mijn hals.
En in de luwte, buiten zijn bereik
een vleugje warme zon,
een heimelijk verbond en groot verlangen
naar de eerste tere lentekus.

maandag 28 juni 2010


ZUIDWAARTS

Negende etappe: Salorino

De afstand Llerena – Salorino is te overzien. Over de Autopista zou ik er snel kunnen zijn. Ik kies echter voor binnendoortjes en koffie drinken in Záfra, wat mij betreft de mooiste van Extremadura. Vanaf Merida volg ik onbekende weggetjes naar S dat een verse ervaring gaat worden. Ik heb acht dagen geboekt bij een bed & breakfast om er te gronden en de energietank weer helemaal vol te laden.
Mijn onderkomen staat bekend onder de naam Casa Las Holandes en de ontvangst door Lucia en Jasper is Hollands hartelijk met rozen op mijn kamer. Ze helpen me de bagage naar de bovenverdieping te sjouwen, waar ik resideer. Zo voelt het ook. Het is een oud huis dat in vroegere tijden vast al allure heeft gekend. Hoge plafonds, dubbele toegangsdeuren, dikke muren. En alles mooi en duurzaam gerenoveerd, mede door de eigenaars.
’s Avonds eet ik mee op de patio. Behalve verbouwen koken ze allebei uit de kunst. De maaltijden zijn smakelijk en iedere keer een verrassing. Het is prettig dat ze de mogelijkheid bieden om aan te schuiven, temeer daar er in de directe omgeving weinig restaurantjes zijn. Als het warmer wordt staat de tafel in de tuin gedekt, die voor mijn gevoel parkachtige afmetingen heeft. Behalve bomen, struiken, vijvers is er nogal wat buitenkunst te bewonderen. Lucia doet aan beeldhouwen en haar eigen werk is er te bewonderen. Daarnaast is er aangekocht werk van andere kunstenaars te zien. Er valt van alles te ontdekken. Iedere dag zie ik wel iets nieuws dat me nog ontgaan was. Ook in huis is veel te zien.
Jasper heeft het tuinontwerp gemaakt en is dagelijks bezig met de uitvoering. Er zitten veel rotsen vlak onder de grond en verder is de bodem weinig vruchtbaar. Een hele klus om er zoiets moois en spannends van te maken.
Tijdens het natafelen leert Jasper me over de vogels uit de streek en zo kan ik nu horen of er een Hop in de buurt is, ken ik de kleuren van de Bijeneter, heb ik heel veel Wouwen en Vale Gieren op de thermiek zien zweven. In de vijver zitten kikkers en volgens Jasper leven er slangetjes en andere reptielen in de tuin. Daar zie ik ze niet, maar op één van mijn tochtjes kronkelt er een flinke slang over de weg.

Salorino is een vlekje op de landkaart en een stil dorp. Af en toe verscheurt de overbuurvrouw de stilte door luide conversatie met iemand die voor de dichte deur staat. Dat is het enige wat ik hoor, één of twee keer in de ochtend. En af en toe hoor ik de klok in de kerktoren, waar natuurlijk ooievaars op nestelen. Er wonen een paar honderd mensen. Een enkele keer word ik op straat aangehouden door een dorpsbewoner die informeert of ik bij Lucia en Jasper logeer. Ze zijn er vriendelijk en nieuwsgierig.
Het kost een kwartiertje om door het dorp naar beneden te wandelen, langs de kerk, twee kroegjes, een enkele winkeltje tot het benzinestation langs de provinciale weg. Daar zijn kranten te koop en er is een koffiehoekje met lekkere café con leche. Via een zandpad loop ik weer omhoog.

Als ik arriveer in Salorino zit het weer in een koudedip. In Llerena regende en onweerde het en onderweg hing er hier en daar een dikke zwarte wolkenmassa. De eerste twee dagen zijn nog wat fris maar daarna komt het warme weer terug en ontbijt ik ’s morgens buiten op het dakterras dat achter mijn kamers ligt. Het is er heerlijk en ik ben blij dat de lange zomer nog voor me ligt als ik weer thuis zal zijn, zodat ik dan ook nog veel ochtenden op mijn dakterras in Dalfsen de dag kan beginnen.
Ik breng mijn dagen zoet met kleine uitstapjes, zoals een ritje naar Cáceres, een bezoekje aan Marvao (net over de Portugese grens) en maak wandelingetjes door de omliggende dorpen. Maak wat schetsjes, neem foto’s, lees, schrijf en dat alles in een traag tempo. En zo vliegen die acht dagen om. Tijdens mijn laatste maaltijd cirkelt er een grote zwerm vale gieren boven de tuin. Ze zitten hoog in de lucht maar allengs komen ze dichterbij. We kijken ernaar door Jasper’s kijker. Uit zijn reactie krijg ik de indruk dat dit een buitengewone ervaring is, zoveel vale gieren zo dichtbij. “Ze komen afscheid van je nemen” grapt hij.

Als ik vertrek, nagezwaaid door mijn gastheer en gastvrouw realiseer ik me dat ik mijn oude energie voel en geïnspireerd ben om straks thuis allerlei zaken op te pakken. Onderweg evalueer ik hoe het me bevallen is om langere tijd op één plek te blijven en hoe ik dat elders in Spanje vorm zou kunnen geven.

ZUIDWAARTS

De achtste etappe voert westwaarts.

Llerena: op de grens van Andalusië en de Extremadura

De reis erheen is mooi en deels onbekend. Vanuit Malaga steek ik binnendoor naar Antequera. Ik doorkruis een woest gebied met klimmen en dalen en ben alleen op de weg, die hier en daar is weggespoeld in de afgelopen winter. Grote brokken asfalt liggen aan de zijkant op elkaar geschoven. Daar waar het eerder heeft gelegen is nu zand en steentjes. Steeds opnieuw staan er waarschuwingsborden. En dat helemaal voor mij alleen, zo lijkt het. Op de Puerto de Torquel is het uitzicht uitzichtloos. De verten verdwijnen in een wazig blauw en vaag tekenen de contouren van berggebieden zich af. Ik stap uit en hoor de wind suizen. Grote roofvogels scheren hoog over me heen, hun vleugels eindigend in verenvingers.
Behalve de weg is er helemaal niets. Geen uitspanning, geen mensen en geen verkeer. Ik blijf er even zitten en kijk naar mijn schaduw.
In Antequera lunch ik bij de Parador. Ik heb hier fijne herinneringen liggen die ik voorzichtig oppak. Je weet het maar nooit, herinneringen kunnen mij zomaar in een andere stemming brengen. Maar deze keer blijft het positief. De Parador heeft zich vernieuwd en zich van zijn donker houten interieur ontdaan. Een strakke, moderne en lichte ruimte is overgebleven. Wel even wennen.
Het grootste deel van de tocht naar Llerena moet nog komen en gaat door de Sierra del Norte de Sevilla, een voor mij onbekend gebied. Ik verwacht droogte en dorheid en krijg groen en sappig landschap in het begin en later kom ik in beschermd bosrijk natuurgebied. Opnieuw klimmen en dalen, met kleine dorpjes die me gas doen terugnemen. Ik heb de tijd en zit te ontspannen achter het stuur.

Achter in de middag vervoeg ik me bij de receptie van de Hospederia, midden in het stadje/dorp. Ik slaap er twee nachten, wandel er rond, lees en laat de tijd weglopen.
En Llerena?

Een dorp vol oude mannen
Drinkend en pratend
Ooievaars die klepperen

Of ook

De ongerenoveerde
Plaza Mayor
Wit middelpunt in leegte

zondag 20 juni 2010



ZUIDWAARTS

7E etappe: Malaga

Gloeiend is het onderweg. Als ik ’s morgens om negen uur Valencia verlaat staat de thermometer al op 24C. De koudegolf van een paar dagen geleden is afgedropen en heeft, naast veel wateroverlast, een witte muts op de Sierra Nevada gelegd. Hij tekent zich scherp af tegen de strakblauwe lucht. Mooi en verrassend bij deze temperatuur.
Onderweg zie ik overal bloeiende brem en oleanders in alle kleuren tussen wit en rood. De takken buigen zich over de vangrail, zwaar van de bloemen. Is het hier nou lente of zomer?
In Malaga weten ze het ook niet meer. Als ik om zes uur ’s avonds aankom is het 34C in Malaga. De plotselinge hitte is ongewoon voor begin juni. Mensen lopen te puffen en ik voel me er door neergedrukt. Ik beweeg me in een traag tempo gedurende de zeven dagen dat ik er ben.



In de Villa Guadelupe word ik hartelijk en gastvrij ontvangen. Ik krijg de kamer waar ik om gevraagd heb en geniet alle dagen van mijn terras en het formidabele uitzicht over de stad, de bergen en de zee. Dit alleen al maakt mijn verblijf de moeite waard. Ik kan er uren zitten en alleen maar kijken, gedachten laten komen en weer laten gaan. Soezen in de warmte en ervaren dat het leven goed is.



Alex is een gastvrije eigenaar die er alles aan doet om het mij naar de zin te maken en zijn broer Amador kookt de sterren van de hemel. De villa ligt boven op een bergje. Op één van de dagen wandel ik naar omlaag over de kronkelende en steile Calle Bornéo. Beneden, aan de Avenida vind ik wat winkeltjes en twee cafetaria. Ik koop er mijn krantje en drink er koffie. Stap op de bus naar het centrum van de stad, sla wat drogisterijdingen in, hap wat tapas weg, drink wijn en water. Kortom, mijn dagen zijn gevuld met onbekommerd bezig zijn.

In de stad zie ik ze opnieuw, de “blauwe bomen”. Nooit eerder tegengekomen en ik heb geen idee hoe ze heten. Prachtig vind ik ze met hun blauwpaarse klokjesbloemen die hier en daar in een dik tapijt op de grond liggen. Naast het hotel staat ook zo’n boom en ik vraag Alex naar de naam. Hij krabt verlegen op z’n hoofd en heeft geen idee. Hij raadpleegt zijn broer, de ontbijtdame en een kamermeisje, maar iedereen schudt ontkennend zijn hoofd. In de stad vraag ik het aan winkelende dames en winkelmeisjes. Het levert een hoop onderlinge discussies op maar het antwoord blijft uit. Een taxichauffeur wordt zelfs kwaad. Hij vindt het rotbomen waar je niks aan hebt. Ze geven geen schaduw, hebben geeneens blad en elke ochtend moet hij zijn auto schoonmaken omdat die vol met bloemen ligt. Tja.
Ik krijg iets hardnekkigs over me en besluit er nu echt werk van te maken. Wie o wie kan me helpen? Dan ontwaar ik het Oficina de Turismo. En ja hoor, daar weten ze het. Het zijn Jacaranda’s. Ik ken de naam uit de boeken van Garcia Marques. Nu heb ik daar een prachtig beeld bij gekregen. En dat ze geen bladeren hebben klopt ten dele. Die komen pas na de bloei.


Sharon en Leanne, moeder en dochter, komen uit Canada. Om precies te zijn uit Halifax. We zijn om ongeveer dezelfde tijd in Villa Guadeloupe aangekomen en vertrekken op dezelfde dag. Zij hebben een flinke jetlag en ik ben toch wel behoorlijk moe.
Ze trekken er met z’n tweeën steevast op uit: Sevilla, Granada, Cordoba, Ronda. En iedere avond bij het dessert vertellen ze me luidkeels over hun verbazende ontdekkingen. Ze zijn voor het eerst buiten hun landsgrenzen en ik kan me hun verbijstering en verwondering wel voorstellen. In Spanje is alles anders, aldus hun conclusie.
Leanne heeft een iPad die, volgens haar moeder, aan het rechthand is vastgegroeid. Ze is er vol van en enthousiast over. Ik mag hem uitproberen en nadat ik er een half uurtje mee gespeeld heb lijkt het me inderdaad een prettig apparaat om op reis mee te nemen.
De avond voor hun vertrek evalueren we hun weekje Spanje. Ze hebben het als heel bijzonder ervaren en realiseren zich dat er nog veel meer te zien is. Ze zeggen te gaan huilen als ze afscheid nemen en dat daarom dus niet willen doen. Als we uit elkaar gaan nemen ze toch afscheid en ja hoor, daar komen de waterlanders.
Fascinerend




Terugkijkend op een week in Malaga zie ik dat door het “zalig nietsdoen” mijn batterij weer begon op te laden. Dat is mooi want dat was precies mijn bedoeling.

zondag 13 juni 2010




ZUIDWAARTS

Valencia viert het leven

Bijtijds loop ik op zondagochtend de stad in. Ik heb een plan gemaakt van wat ik wil zien. Het is nog rustig op straat en ik loop op mijn gemak van het ene plein naar het andere, terwijl ik ondertussen de mooie architectuur op me in laat werken. Op één van die pleinen ontdek ik een café met de naam cappuccino. Een prettige ontbijtplek met inderdaad echte cappuccino. Ondertussen komt het leven op straat op gang en melden de eerste muzikanten zich. Om me heen wordt smakelijk ontbeten. Ik hoor slechts Spaans. Dan komen er twee vrouwen op de fiets voorbij.
“Mam, we moeten hier naar rechts”.
“Weet je het zeker?”
“Ja, doe het nou maar”, en weg zijn ze.

Ik loop door naar het Museum de las Bellas Artes. Er hangen een paar werken van Sorolla die ik graag wil zien. Onderweg kom ik bij een plein waar een groepje vrouwen in traditionele Valenciaanse kleding een dansvoorstelling geeft. Naast de muziek die uit een audiotoren stroomt, begeleiden ze zichzelf met castagnetten. Ze zien er prachtig uit. Het publiek heeft terrasstoeltjes rondom aangeschoven en leeft applaudisserend en aanmoedigingen roepend mee.
Als je het museum binnengaat kom je direct in een grote ronde entreehal met een heel hoog koepelplafond dat donkerblauw geschilderd is. Ik waan me even op Zweinstein in de grote eetzaal. Eenmaal in de expositieruimten blijkt het een groot en ruim museum te zijn, waar veel te bekijken valt. Ik beperk me echter tot Sorolla. Er hangen ongeveer vijftien doeken van hem, waarvan de meesten nieuw voor me zijn. Leuk en aanvullend om te zien. Maar zijn mooiste en indrukwekkendste werk hangt in Madrid en New York.

Na het museum vind ik de entree tot de grote tuinen van Valencia. Die liggen in de bedding van de rivier de Turia.
Aan het eind van de vorige eeuw heeft het gemeentebestuur besloten om de rivier om te leggen en hem een nieuwe bedding te geven. Zo loopt het water nu ten zuiden van de stad naar zee. Wat overbleef was een brede, lege en verdiepte ruimte. Daarin is een enorm grote recreatieruimte ontstaan met parken, tennisbanen, voetbalvelden, fietspaden (met vooral buitenlanders op gehuurde fietsen) , kinderspeelplaatsen, marktjes en ….. het nieuwe Palacio del Musica en …… de Ciudad del Artes y Sciencias ontworpen en gebouwd door Calatrava. En zo is Valencia een stad geworden van grote avontuurlijke tegenstellingen in architectuur.
De totale ruimte is vele kilometers lang, waarvan ik er z’n vier te voet afleg. Een prestatie bij 32C, vaak in de volle zon. Maar het loont. Ik ervaar de dynamiek van de stad aan den lijve. Het bruist, mensen doen van alles met elkaar op de zondagochtend en middag. Met de hele familie picknicken en daarna siësta houden op het droge gras of alleen op een bankje languit met het boek wat je aan het lezen was op je buik opengevouwen, of onder je hoofd. Pootje baden in één van de waterpartijen of eindeloos wandelen, zoals ik.
Mijn doel, de creaties van Calatrava, ligt bijna aan het eind van de bedding, eigenlijk al vlak bij zee. Ik heb ze rond de eeuwwisseling in in aanbouw en deels net in gebruik gezien. Maar nu het af is, is het nog veel grootser en onbevattelijker dan toen. Dromerig mooi en buitenaards in de vorm. Ik maak er talloze foto’s. De vijf “gebouwen” zijn bijna te groot(s) om vast te leggen. Ik ben blij met het publiek waardoor de verhoudingen hier en daar in beeld te brengen zijn. Alles is wit met waterpartijen die blauw kleuren. De zon maakt het oogverblindend. De Ciudad is voor een groot deel opgebouwd uit stukjes keramiek, een gigantisch mozaïek in wit.

Volgezogen met beelden en voldaan loop ik terug naar het centrum. Dat is een flinke tippel. Ik bekijk de mooie Jugendstil en Art Deco gebouwen aan de Plaza Mayor en eet ik daarna een Japanse maaltijd bij restaurant Osaka.
Valencia, voor mij ben je een stad om me hartstochtelijk in onder te dompelen.


ZUIDWAARTS

Sigüenza, daar was ik en schreef ik mijn laatste blog. Inmiddels ben ik vier etappes verder en bijna op de helft van mijn reis qua tijd en over de helft als het om de afstand gaat. Ik maak een rondje Spanje, mijn eigen vuelta. Gisteren in Salorino “thuisgekomen”. Hier neem ik de tijd neem en vind ik de lust om ervaringen op te schrijven en te delen.
Ik pak de draad op in het mooie Sigüenza dat ik net zo terugvond als ik het mij herinnerde. Ik blijf er één koude en regenachtige dag. Wandel door de Calle Mayor die van het kasteel steil naar beneden loopt en waar beneden de kathedraal haaks op staat. Er bevind zich een zij-ingang zodat je, als je het op een lopen zet in de Calle Mayor en niet bijtijds kan afremmen, je zo de kerk binnenstuift. De straat is zo breed dat er net een auto doorheen kan (goeie oefening in jezelf plat drukken tegen de muur) met aan beide zijden oude en door de tijd verweerde huizen, kerken en kleine kloosters. Ik drink uitgebreid koffie bij de pasteleria, koop een El Pais die ik op een bankje in het park uitgebreid doorneem, bezoek de kathedraal en schrijf mijn vorige blog. Een heerlijke ontspannen dag.

Zesde etappe: Valencia.

Naar het licht van Sorolla

Daar gaan we weer, de Prius en ik, eerst over een tweebaansweg naar Teruel. We hebben er samen zin in. De zon schijnt, de raampjes open en met 90 km per uur rijden we alleen op de weg. Ergens onderweg, in een dorp waarvan ik de naam al weer vergeten ben, parkeer ik de auto voor Bar Madrid. Prachtige naam in dit niemandsland. De eigenaar staat op de stoep voor de ingang tegen de deurpost geleund en kijkt belangstellend toe hoe ik op de enige parkeerplek, vlak voor zijn piepkleine terrasje, de auto neerzet. Hij vind het goed. Ik ben zijn enige klant en hij serveert de koffie met animo op de bar. Zet de tv wat zachter en voert een luidruchtig overleg met de kokkin (ze had een wit mutsje op). Voor de koffie vraagt hij €1,10.

Teruel, tijd om af te stappen en te lunchen. Het is mijn eerste kennismaking met de stad. Het centrum ziet er prachtig uit en er wordt druk getrouwd. Bruidsparen en familie elegant in het lang uitgedost, fotografen en …… vuurwerk. Het is twee uur in de middag en de zon schijnt. Ik zwerf door de binnenstad op zoek naar een terras en eten. Nou is het zo, dat het wat mij betreft met een stad klikt of niet. Als het klikt vind ik meestal snel wat ik zoek en heb ik het er naar mijn zin. Als ik me er echter minder op mijn gemak voel en de klik uitblijft, raak ik mijn intuïtie kwijt en kan ik vervallen in besluitenloosheid. Uiteindelijk maak ik dan een rationele keuze waar ik bijna altijd spijt van krijg. En dat is precies wat me overkomt in Teruel. Ik eet er smakeloos op een ongezellig terras. De oude binnenstad is prachtig en heel mooi gerestaureerd. Iets te mooi naar mijn smaak, waardoor het een Disney-achtige uitstraling krijgt.

Het laatste stuk gaat over de snelweg naar Valencia. Het is warm geworden en in de stad zie ik de thermometer op 29C staan. Het is er hartstikke druk en het verkeer gaat met grote snelheid over de brede boulevards. In het stadshart is het voornamelijk eenrichtingsverkeer. Met het nodige geluk en een kleine omweg vind ik mijn hotel dat middenin het centrum staat. Ik ben blij dat er een parkeergarage is, want parkeren op straat lijkt hier zo goed als onmogelijk.
Snel ingeboekt. Gewapend met een plattegrond loop ik de stad in. Ik sta vrijwel direct voor het vrolijkste station dat ik ooit gezien heb. De lichtgele Jugendstil gevel is smaakvol gedecoreerd met appeltjes van oranje en oranjebloesem. De centrale hal is adembenemend mooi. Kleurrijk, vol met details en tegeltableaus. Wat een juweel. De associatie met aan het licht en de levensvreugde in de schilderijen van Sorolla is er meteen. Ik maak veel foto’s en kan er voorlopig geen genoeg van krijgen.

zaterdag 5 juni 2010




ZUIDWAARTS

Hoera, ik ben in Spanje

Vijfde etappe: Sigüenza

Eerst doe ik de kamersleutel uit Vallieres in Pau op de post. Hij zat nog in mijn broekzak.
De zon schijnt en alle troep op de stoep is opgeruimd. Op het postkantoor staat een flinke rij mensen. Ik sluit me aan. Dat gaat wel even duren. Er komt een man binnen met een flinke envelop in zijn hand. Hij loopt naar een kastje in de muur. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Wat is dat voor apparaat?! Hij legt de envelop neer, kijkt, gooit wat klein geld in het kastje en er komt vers gedrukte zegel uit. Dat lijkt me een boeiend experiment. Ik verlaat de rij. Verdraaid, er zit bovenop het kastje een weegschaal! Ik leg mijn bolle envelop erop en dan kan ik op een touchscreen kiezen tussen gewone of priority post. Ik kies voor het laatste. Het bedrag wordt zichtbaar. En ja hoor, zodra ik heb betaald komt er een versgedrukte waardezegel uit het apparaat. Geweldige vinding. De envelop past net door de sleuf in de brievenbus. Adieu Pau.

Het landschap is aantrekkelijk onderweg naar Oloron Ste Marie. Deze route door de bergen is nieuw voor mij. Oloron, tijd voor een kop koffie. Daarna gaat het omhoog met veel bochten over smalle wegen. Hangend achter een Spaanse tankauto, die het rustig aandoet, kan ik ontspannen om me heen te kijken. Het is er prachtig. Wollige bermen vol wilde bloemen en af en toe zicht op bergtoppen met een flink pak sneeuw. Ik heb de autoraampjes open staan en voel hoe de temperatuur daalt. Lekker fris. De pas van Somport is dicht. Logisch met al die sneeuw. Vlak voor de tunnel lukt het me mijn voorganger in te halen. Wel fijn, nu heb ik tenminste ruim zicht. De tunnel de Somport blijkt een mooi afgewerkte en goed verlichte meanderende doorgang te zijn. En heel lang en heel stil. Circa 16 kilometer met één tegenligger. De tankwagen achter me is al vrij snel uit het zicht verdwenen. Wat een rust.
Als ik het daglicht dichterbij zie komen zingt het in mijn hoofd: ik ben in Spanje! Iedere keer als ik dit land binnenkom maakt zich een groot en blij gevoel in mij los. Ik neurie een samba uit Orfeo Negro en ben gelukkig.
De afdeling is lang en praktisch zonder verkeer. Voordat ik er erg in heb rij ik Jaca binnen. Ik parkeer de auto in het centrum en loop de zon en de stad in. Ik ontdek dat Jaca een mooie oude binnenstad heeft. Uitnodigend om verder te verkennen maar vandaag ga ik door. Wie weet op de terugweg?
Mijn route loopt via Huesca en Zaragossa. Bij de laatste stad komen veel wegen samen en is het druk. Zodra ik de weg naar Madrid op buig neemt de verkeerintensiteit weer af en kan ik ongestoord op de cruise controle verder rijden. De laatste 12 kilometer van vandaag voeren me door het binnenland en ik zie de Moorse burcht al liggen, boven op een heuveltop. Daar staat mijn bed. Even later stuur ik de auto langzaam over de keitjes door de grote oude poort. Er is nog net één plaatsje binnen de muren om te parkeren. Ik open het raam in de metersdikke muur van mijn kamer en kijk over het stadje en het voorplein naar de heuvels rondom. Op de binnenplaats is een terras. Daar werk ik mijn aantekeningen bij. De zon is weg, het wordt hier fris op 1200 meter hoogte. Als de wolken roze kleuren ga ik naar binnen en lees genoeglijk mijn boek in de bar.


ZUIDWAARTS

In de hemel zwemmen vissen in de chocolade.

Vierde etappe: Pau

Buiten is het fris in Vallieres. Als ik vertrek glinsteren de bomen en struiken nog van de regen. De thermometer in de auto laat 15C zien en zo voelt het ook. Onderweg naar Pau wisselen buien en zon elkaar af en stijgt de temperatuur naar 24C. Het lijkt erop dat de zomer zich niet zomaar laat verdrijven.

Mijn hotel ligt aan de rand van het centrum waarvan het hart in10 minuten te voet bereikbaar is. In mijn herinnering, ik ben er jaren geleden al eens geweest, ligt aan de overkant van het centrale plein een boulevard met een prachtig uitzicht op de toppen van de Pyreneeën. Dát wil ik nog een keertje zien. Het is een makkelijke route is: rechtdoor de rue Montpensier uit, het grote plein met de restaurantjes en brasserieën oversteken en dan ben ik er. Als ik mijn hotel verlaat betrekt de lucht. Even overweeg ik om terug te gaan en een paraplu te pakken, maar ach, het zal allemaal zo’n vaart niet lopen. Bovendien is het een klein eindje wandelen. Tja, zo gaat dat dan.

De straat is smal en op de trottoirs staat het afval aan de rijweg opgestapeld. Kartonnen dozen, verpakkingsmateriaal en bundels kranten.
Gele zakken met plastic afval zijn er naast gezet. De vuilnisman moet kennelijk nog komen. Het is een prettige wandeling. De straat loopt iets naar beneden en voert langs grote en kleine etalages van uiteenlopende winkels. Als ik halverwege ben spied ik nog maar eens naar de lucht. Het word wel erg donker en even later voel ik een paar druppels. Het stelt nog weinig voor. Plotseling, wanneer ik bij een rood voetgangerslicht sta te wachten, begint het te spoken. Vanuit de stilte komt de storm en een gierende wind rukt binnen enkele seconden kartonnen dozen uit elkaar en laat kranten massaal door de lucht vliegen. De mensen om me heen houden afwerend hun armen omhoog en vluchten als de wiedeweerga naar een schuilplaats. Ik doe hetzelfde want behalve dat het door de wind link is geworden valt het water bij bakken uit de hemel. Het bliksemt en dondert en de temperatuur is in korte tijd voelbaar gedaald. Ik krijg het koud en schuil onder een zonnescherm dat heftig in beweging is door de wind. Aan de overkant zie ik zo’n scherm loskomen dat dronken heen en weer begint te zwaaien. Ik speur naar een betere schuilplaats en verderop in de straat zie ik een poort. Ik hol er heen en ben meteen drijfnat. De andere wandelaars zijn verdwenen in winkelportieken, er is geen verkeer meer en op straat is het een grote puinhoop aan het worden. Mijn schuilplaats blijkt een onderdoorgang voor auto’s te zijn waardoor je op het erachter gelegen privéparkeerterrein kan komen. De wind jaagt er doorheen maar het is er droog. Hoelang het noodweer heeft geduurd kan ik moeilijk vaststellen. Op mijn reizen laat ik de tijd thuis achter. Ik schat dat het na een kwartier tot twintig minuten begint af te nemen. Er blijft een motregentje over. Ik wacht nog even en als de wind gaat liggen waag ik me weer op straat. Het is een chaos van zakken en papier. Hier en daar gutst het water uit losgelaten regenpijpen of van daken naar beneden. Ik laveer zo snel mogelijk naar het centrale plein en zoek een eetgelegenheid De meeste horecatentjes zijn aan het sluiten of zien er verlaten en donker uit. Op een binnenplaatsje lokt een bord met de mededeling dat het restaurant open is tot 23.00 uur. Het draagt de alliterende naam Ciel et Chocola. Een crêperie? Als ik binnen stap wordt mijn blik getrokken naar een grote bak met ijskruimels met daarop een flinke sortering vis en schelp- en schaaldieren ligt. Het verband tussen de naam en het aanbod ontgaat me volledig, maar de vis is vers en smaakt uitstekend.

Op de terugweg zie ik de mannen van de vuilnis druk aan het werk om het karton en papier van de weg te krijgen. Het plastic laten ze liggen. Kennelijk wordt de boel gescheiden ingezameld.
Er ligt en staat veel en het is allemaal zwaar van het vocht. Dat is flink buffelen. Als ik ze passeer houden ze even op zodat ik een vrije doorgang heb. Ze verlenen me de passage met een brede armzwaai. Charmante jongens, die Fransozen.

woensdag 2 juni 2010


ZUIDWAARTS

Mijmeren op lange luie hellingen.

Derde etappe: Chateau Fontvieille Vallieres

Hotel Marmotte ruikt. Een verschraalde geur van oud papier en schoonmaakmiddelen. Gisteravond was ik me er vaag van bewust maar nu ik er mee wakker word komt het in volle omvang mijn neus binnen. Wegwezen hier. Ik zet mijn reistas in de auto en vind in het centrum van Chartres een ontbijtterrasje in de zon. Het ziet er naar uit dat het vandaag opnieuw warm gaat worden. Veegwagens schrobben de straten en winkeliers zetten hun spulletjes buiten. De stad ontwaakt. Ik word er vrolijk van en koop een roze zomerhoed.

Het eerste en grootste stuk van de route gaat over de ’route national’. Rustige tweebaanswegen met af en toe een inhaalmogelijkheid. Het landschap is vlak met een open horizon. Behalve hoogspanningsmasten steekt er weinig boven de einder uit. Als ik Orléans nader worden het er steeds meer. Hoog, laag, breed en iel, de diversiteit is groot. Ik probeer de schoteltjes te tellen. Als ik in Vierzon aan de salade zit maak ik schetsjes van wat me is bijgebleven.
Na Vierzon volg ik de grote weg die door een heuvellandschap voert. Het zijn lange luie hellingen die voor de auto zonder extra inspanning te nemen zijn. De cruise control staat op 110 kilometer. Af en toe hang ik een tijdje achter een vrachtauto van Jean Renaud of Norbert Dentressangle. Norbert heeft een uitgebreid wagenpark, ik kom hem regelmatig tegen. Al eerder kruiste een Norbert mijn pad. Ik vraag me af wat er van hem geworden is. Ik mijmer erover en laat mijn fantasie de vrije loop.

Mijn bed staat in de Limousin op een kruising met een karrenspoor. Een vlekje op de kaart. De Fransen noemen zoiets een Lieu-dit. Dat vind ik mooi. Het klinkt een stuk romantischer dan gehucht, wat het overigens wel is. Een groot oud huis met twee torentjes, grijze leien daken en veel zink. De ondernemer beschikte vast over een groot optimisme om op deze onvindbare plek een hotel te beginnen. Aan de buitenkant vraagt het huis om een grote onderhoudsbeurt, maar van binnen is het tip top gerenoveerd. Mijn kamer is groot en heeft een enorm uitzicht naar wazige verten.
De eigenaresse is een Vlaamse madame van weinig woorden en veel gezucht. De communicatie stokt frequent. Ik laat het erbij en vermaak me met lezen. Na het eten loop ik en stukje langs de weg en zie het in de verte onweren. Als het donker is vermengd het geluid van krekels zich met een nachtegalenconcert. Ik slaap als een roos dwars door het noodweer heen.

dinsdag 1 juni 2010


ZUIDWAARTS

Als je wilt struikelen doe dat dan in Rouen.

Tweede etappe: Chartres

Bijtijds rijd ik het doolhof Gent uit en via Brugge/Oostende/Duinkerken Frankrijk binnen. Ik stop ik op een “Aire” voor koffie en heb een prachtig uitzicht over groene heuvels. In de verte ontwaar ik de grijsblauwe zee. Cap Gris en Nez: het koolzaad bloeit letterlijk tegen de klippen op. Torenvalken staan stil, afgetekend tegen de lichte lucht. Er heerst hier grote rust.

Tijd en afstand tegen elkaar afwegend zie ik dat ik in Rouen kan lunchen. Dat klopt. Om twee uur zit ik op het terras van een brasserie en steek mijn vork in een salade. Ik schrik op door een gesmoorde kreet en zie een oudere meneer op de grond van het terras liggen, zo’n vijf meter bij me vandaan. Waarschijnlijk is de man tegen de bedieningskast aangelopen en heeft zijn hoofd daarbij bezeerd. De eigenaar van het etablissement is er met een paar snelle stappen bij en gaat naast hem op de grond zitten, grist een servet van het meubel en houdt dat voorzichtig tegen zijn hoofd dat hij op zijn dijbeen heeft gelegd.. Ondertussen verordonneert hij zijn personeel een stoel aan te dragen en met ijsklonten in een doek te komen. Hij helpt de man langzaam en voorzichtig overeind en blijft de wond deppen. Roept dat er een ambulance gebeld moet worden. Dan ontdekt hij de vrouw van de man die er ontdaan en trillend bijstaat en organiseert een tweede stoel. Dit alles gebeurt in luttele seconden. Het personeel reageert vliegensvlug. De eigenaar blijft de wond deppen met schone servetten en koestert de man liefderijk. Hij wijkt geen moment van zijn zijde en praat zachtjes met het echtpaar op een geruststellende toon. De ambulance is er snel. Voorzichtig helpt hij de man naar de wagen, zijn arm losjes om het middel geslagen. Dan pas zie ik de jaap. Net boven de wenkbrauw loopt een dikke rode snee. Uit ervaring weet ik dat het op die plek flink kan bloeden. Uiteindelijk valt het allemaal reuze mee. Met een grote pleister op zijn voorhoofd wandelt hij weg, arm in arm met zijn vrouw.

Chartres zie ik op afstand liggen, althans de kathedraal die als een grote moederkloek boven op een heuvel tegen de lucht afsteekt.. Die heuvel wordt ook voelbaar als ik ’s avonds op zoek ga naar een simpel hapje eten. Heuvel op, heuvel af. Mijn kuiten sturen bericht dat ze dit als ongewoon ervaren. Ze zullen er wel aan wennen. Na een flinke wandeling, heel gezond na een dag autorijden, vind ik een tafeltje vlak naast de kathedraal. Het is een machtige kerk met ongelijke torens die de stad domineert en als een enorme berg steen oprijst aan de overkant van het terras. Je zou je er nietig bij kunnen voelen..

Het eten is oké. Op de terugweg naar mijn hotel voel ik me ontspannen en lekker slaperig. In het donker weet ik mijn weg te vinden en het lukt me met een code de voordeur te openen.
Na mijn ruime en rijk gemeubileerde kamer in hartje Gent is mijn onderkomen in Hotel Marmotte op het industrieterrein het tegenovergestelde. Een piepklein kamertje met een tweepersoonsbed, waar dwars over heen een hoogslaper is neergezet. Het laat nauwelijks ruimte voor enige beweging. In de douche is bewegen eveneens af te raden om onnodig letsel te voorkomen. Niettemin slaap ik er als ….. een marmot.


ZUIDWAARTS

Het vertrek

Als ik op 22 mei wakker word schijnt de zon volop. Echt een dag voor het strand. Nog even dit en dat en dan hup weg. Helaas, ‘dit en dat’ blijken zo omvangrijk te zijn dat ik mijn plannetjes al snel bijstel. Uiteindelijk laat ik Dalfsen om 12.30 uur achter me en rij rechtstreeks naar Gent.
Ook goed.


Eerste etappe: GENT

De Hertogstraat ligt in het Patershol, het middeleeuwse hart van Gent. Hier wacht mijn bed en ontbijt. De route er naar toe kronkelt zich door het centrum van de stad, een doolhof met nauwe straten, trambanen en eenrichtingsverkeer. Met één hand aan het stuur volg ik de GPS aanwijzingen op mijn iPhone. Er is veel te zien aan de huizen en den mensen. Linke soep, het leidt mijn aandacht af van het verkeer en de route. En ja hoor, verkeerd afgeslagen. Met drie keer linksaf lukt het de route op te pakken en kom ik op mijn bestemming aan. Spullen uit de auto, naar de P-garage en dan op zoek naar het terras waar M op mij wacht.

Er volgt een heerlijke middag en avond.
M zit heel relaxt achter een biertje op een zonnig terras te wachten. We drinken er samen nog eentje en praten bij over de laatste ontwikkeling van onze klus. Dan wandelen we naar mijn kamer en later naar haar logeeradres.
’s Avonds eten we ongeëvenaard lekker bij Jan van de Bon. We kijken, we proeven, we ruiken, we keuren en genieten. We willen Jan meenemen naar Nederland maar daar steekt zijn vrouw een stokje voor. Het lijkt er op dat mevrouw van den Bon onze grapjes wel kan waarderen. Maar helemaal zeker weet je dat natuurlijk nooit.
We wisselen veel met elkaar uit en zijn allebei beduusd als het ineens 00.30 uur blijkt te zijn. De avond is omgevlogen.

Op zondagochtend neem ik de tijd voor mezelf en voor Gent. Ik wandel van het ene pleintje naar het andere en verbaas me over het onmetelijke aantal omvangrijke terrassen in de stad. Het lijkt erop dat Gent leeft van de horeca. Het Middeleeuwse karakter en de mensen roepen associaties op met de schilderijen van Pieter Breughel. Op de, of het Kouter, een plein met een uitgebreide bloemen- en plantenmarkt, is er bijna geen doorkomen aan. Het geurt wel lekker naar bloemen en planten. Ik loop om het plein heen en ga op de muziek af. Vanuit een fraaie, met smeedwerk versierde muziekkoepel, brengt een kapel vrolijke deuntjes ten gehore. De mannen achter de pauken en de bekkens tellen geconcentreerd en zichtbaar mee om op het goede moment luid van hun deelname blijk te geven. Op de maat knikken ze elkaar toe alsof ze zeggen: “goed gedaan”.
Een eindje verder, op een hoek staat een ouderwetse kiosk waar je een portie oesters kunt kopen. De animo is groot, er staat een flinke rij geduld te oefenen. Ik sluit me aan. De zon schijnt lichtplekjes in de glazen met champagne. Het is 26C. Op een hoekje aan één van de statafels prik met mijn plastic vorkje de lekkernij uit de schelp. Wat een feest.

Later drinken M en ik samen koffie voordat zij afreist naar het noorden. Onze wegen gaan uit elkaar in de P-garage. We zwaaien nog wat. Ik blijf even staan en ervaar een gevoel van tijdloosheid en stilte. Alsof er alleen maar ‘nu’ is. Dan draai ik me om en terwijl ik de garage uitloop word ik me bewust dat ik op reis ben gegaan. Morgen vertrek ik opnieuw en zal ik opnieuw ergens aankomen.