maandag 15 augustus 2011

Fietsen

















Twee torens en acht fietsveren
Met de wind in mijn haar naar het Zuiden


Maandag, op de dag van vertrek komt het water bij bakken uit de hemel. En dat blijft de hele dag onafgebroken doorgaan. Ik sta voor het raam en kijk verlangend naar buiten. Het zicht is beperkt en de hemel is donkergrijs als de kleur van een saai herenkostuum. Ik hang wat op de bank, ijsbeer door de kamer en wacht af. Door de regennood gedwongen.
Om drie uur het vertrek uitgesteld naar morgen.

Dinsdag. De regen valt nog steeds gestaag. De goten gorgelen en mijn rozentuin zien er slordig verwaterd uit. Ik begin licht de pest in te krijgen. Mijn onrust neemt met het verstrijken van de tijd toe. Ik ben reisklaar, de fietstassen staan gepakt bij de kapstok. Plotseling is de regen gestopt, het is half één. Ik kan nauwelijks geloven dat het droog blijft, maar haal toch de fiets uit de schuur. Ik krijg haast. Snel nog even wat eten. Weg wil ik, voordat het weer gaat gieten. Om kwart over één stap ik op en sla de weg in naar het Olster veer. Het fietsen gaat van een leien dakje met 21 km per uur op de teller. Alsof de duvel me op de hielen zit. Om half drie, op het terras van de Dikke van Dale in Deventer neem ik even tijd om uit te blazen en kijk naar de toren van de Lebuinuskerk.

Terug de IJssel over met het voetveer. Het is nog steeds droog maar vlak voor Zutphen haalt de duvel me in en ontlaadt de lage grauwe hemel zich. Bij een gemaal zie ik een muur uit de wind. Ik druk me er tegen aan en blijf, van bovenaf gezien, voor de helft droog . Na een half uurtje neemt de bui af. Het drupt nog wat van de bomen.
In de Zutphense Bike Store weten ze van mijn komst en binnen een kwartier zit mijn nieuwe stuurtasje op de Flyer. Ik krijg een kop koffie. Heerlijk warm, want het was koud in de regen.
Ook bel ik wat B&B adressen in Steenderen en bij de tweede is het raak. Ik ben welkom voor de nacht. Vol goede moed stap ik op voor de laatste twaalf kilometer van vandaag. Vier kilometer voor mijn bestemming krijgen de regengoden me toch nog echt te pakken. In het open IJssellandschap is geen enkele bescherming tegen wind en regen. Ik ben er bijna, nog vijfhonderd meter als ik op een zwaar bemodderde stuk weg terecht kom met dikke plakken bruingele klei en spekglad. Als ik afstap zuigen mijn schoenen zich meteen vast en wegglijdend ploeter ik me er door. Druipend en smerig meld ik me bij mijn gastvrouw. De Flyer kraakt en knarst. De klei zit dik op de ketting en in de kettingkast, op de fietstassen, de trappers, mijn broek en schoenen. Gelukkig is alles in de fietstassen droog gebleven en even later voel ik me, met droge schone kleren aan, alweer warm en vrolijk. Ik ben in ieder geval onderweg en het eerste traject zit erop zonder zadel- of spierpijn.
Eerst maar eens de schoenen schoongespoeld, natte kleding te drogen gehangen, tassen gereinigd. Als ik om een tuinslang vraag gaat mijn gastheer me helpen. Hij blijkt Zwitsers van origine te zijn en ontfermt zich over mijn Zwitserse fiets met Zwitserse precisie. Ik houd het stuur vast en hij spuit de zooi eraf. Als ik de fiets naar de schuur breng loopt alles weer soepel.

Inmiddels is de regen vertrokken, het landschap dampend en druipend achterlatend. Mijn maag knort en ik ga op zoek naar voedsel. Steenderen heeft zowaar een snackbar, waar ze zelfgemaakte gehaktballen in een braadpan warm houden. Op een wit frommelbroodje met veel mosterd smaakt het fantastisch, maar ik neem aan dat na 53 kilometer fietsen alles me geweldig gesmaakt zou hebben. Het is stil in de snackbar. Achter de toonbank staat een mevrouw die van ver komt. Een klant komt een fikse portie patat en frikandellen halen. Het geluid van de schuimspaan waarmee de patat wordt opgeschept, het bruisen en spetteren van het hete vet en zout in zoutstrooier vullen de ruimte met geluid. Daarna wordt het een tijdje doodstil. Dan komen er twee jongens, waarvan de jongste stoer doet en de oudste zich daarmee verlegen voelt en buiten gaat wachten. De bestelling bestaat uit zes gezinsflessen cola en een grote hoeveelheid friet met toebehoren. Als alles ingepakt klaarstaat deelt de jongste aan de oudste mee dat ie moet helpen met inladen. Verontschuldigend naar de mevrouw laat hij luidkeels weten dat zijn broer moet rijden, want hij heeft nog geen rijbewijs. Hij is 15 jaar en deelt de lakens uit. Verder gebeurt er niets in roerloos dromerig Steenderen. In de schemer wandel ik terug naar mijn bedje en verwonder me over de stilte (de buitenwereld lijkt heel ver weg) en het grote aantal huisjes- en naaktslakken op de straten. Ze vormen een exotisch tapijt.
Ik werp nog een oog op het tien uur journaal en val direct daarna tevreden in een diepe slaap.

De volgende ochtend krijg ik mijn ontbijt in een rieten mandje aangereikt. De zon schijnt en er hangen wat onschuldige plukjes wit in het blauw. De wereld ziet er schoongewassen en onschuldig uit. Ik volg het knooppuntennetwerk dat vanaf Steenderen over de IJsseldijk naar Doesburg loopt. Het is een fijne tocht, met rechts schepen en scheepjes op de rivier en links boerderijen en groene weidevelden. Af en toe fiets ik tussen een kudde schapen door.
Ik begin te versmelten met mijn fiets. Het lekkerst rijd ik in de 6e versnelling (ik heb er 8) met een snelheid ergens tussen de 18 en 20 km per uur. Dat gaat moeiteloos en geeft een lekker trapritme. Ik geniet voluit van de lichte, ritmische beweging van het fietsen.
Na de koffie in Doesburg verlaat ik de dijk en steek door naar Zevenaar. Als ik onder de A12 door ga voel ik mijn maag. Vulling! Vulling! is de boodschap. Ik weet waar wat te halen is en al snel zit ik in de zon te genieten van een bord groenvoer. Na de ballen van gisteren ben ik daar echt aan toe. Ik bevind me op een doorsnee terras, in een doorsnee stadje met doorsnee mensen in een doorsnee winkelstraat. Verder kan ik er weinig over melden.
Dan door naar de dijk aan de Rijn en naar Millingen met het pontje. Het derde pontje alweer op deze reis. Het is warm en zonnig, een groepje jonge kinderen speelt bloot en uitgelaten in de Rijn. Het loopt tegen vijf uur als ik aan de overkant ben en het is tijd voor het vinden van een nachtadres. Als ik bel met een B&B in Groesbeek is het meteen raak. Een appartement boven een brasserie. Kan niet beter!
Het is behoorlijk warm en lichtelijk benauwd geworden.

Om in Groesbeek te komen steek ik een stukje Duitsland door. Zyflich heet het dorpje dat ik tegenkom. Ooit liep ik het Pieterpad dat door ditzelfde dorp voert. Het is nog net zoals toen, lieflijk, alsof de tijd er de laatste honderd jaar heeft stilgestaan. Daarna volgt de klim naar Groesbeek. Met geringe moeite kom ik boven, en dat na 60 km fietsen. Mijn B&B vind ik snel en zo arriveer ik in een piekfijn appartement.
Als ik van de fiets afstap voelt alles stijf. Mijn kont slaapt en mijn benen zijn zwaar. Maar na vijf minuten trekt dat weg. Daarentegen is mijn hoofd helder en licht en heb ik veel zin in eten. Eenmaal aan tafel barst het onweer los. Flitsen en donderslagen komen krap na elkaar en er valt weer eens een waanzinnige hoeveelheid water op de straat. De brasseriebaas rept zich naar buiten om het terras te redden en de waterdruk op zijn zonneschermen te verlichten. Ondertussen peuzel ik mijn maaltijd op en drink een lekker glaasje rood. Ik bedenk wat een lekkere dag dit was en hoe goed het met de fiets en mij gaat. Wederom val ik in een diepe slaap en ontwaak vol energie voordat de wekker afloopt.

Donderdagochtend rijd ik in een razende vaart Groesbeek uit op weg naar Cuijk. Tot mijn grote vreugde is de route één lange afdaling tot aan het veer aan de Maas. Heerlijk. Ik wordt er wat joelerig van en behalve af en toe licht remmen, hoef ik niets te doen. 40 km per uur op een fietspad waar hier en daar nog afgewaaide takken van het noodweer liggen, is genoeg. Het is warm en bij de pont (nummer 4) doe ik mijn jack in de fietstas. Kan er nog net bij.

Aan de overkant stap ik in het Veoliatreintje dat me naar Swalmen brengt. Het stuk tussen Gennep, Venray en Venlo ken ik door het Pieterpad en ziet er saai uit. Op de kaart lees ik dat de route zich heen en weer beweegt over en onder de A73. Dus de trein.
In Swalmen een versterking genomen en dan richting Roermond. Daar is het feest en het barst er van de mensen en kermislawaai. Nadat ik de Roer over ben wordt het rustiger en buig ik richting Maastricht. In Roosteren maak ik kwartier en kom terecht in een B&B waarin het ruikt naar overjarige geestelijkheid. Een ongeluchte, muffe geur met een zweempje oude wierook die me terugvoert naar de tijd dat ik nog wel eens in jezuïetenkringen verkeerde. Op de rand van het donkere houten ledikant verwijl ik een tijdje bij de gemengde herinneringen uit die tijd, een periode vol nieuwe ontdekkingen en inzichten, waarvan sommige verbijsterend en onthutsend waren. Maar de fietser in mij wil gevoed worden met substantiële en papillenstrelende lekkernijen en ik keer terug naar het hier en nu. Ik eet bij Kasteeltje Eykholt, een niet te versmaden adres voor lekkerbekken met een fris interieur.

De volgende ochtend ontbijt ik in alle rust. Mijn vertrek laat nog even op zich wachten want ik heb een koffieafspraak met N. Vanavond ga ik in haar huis logeren en zij gaat vanmorgen op weg naar Emmen om daar het weekend bij familie door te brengen. Roosteren ligt voor ons allebei op de route en Maaseijk ligt daar weer vlakbij, net over de grens in België. Er is een mooi plein waar we een plekje vinden op een terras in het ochtendzonnetje. We praten bij, ik krijg de sleutel, nemen hartelijk afscheid en dan vervolgen we elk onze weg in tegenovergestelde richting. Even nog voel ik de tastbare verbondenheid, maar na vijfhonderd meter fietsen is het tastbare veranderd in het virtuele en voel ik de kolossale vrijheid op mijn stuur liggen.

Vanaf Roosteren is het nog dik 50 kilometer naar mijn overnachtingadres. De tocht verloopt over een mooie route langs de Maas met pittoreske dorpen als Itteren en Borgharen, welbekend van de Maasoverstromingen. Tevreden fiets ik Maastricht binnen en voeg mij in het stadsverkeer.
Nadat ik mijn stalen vriendje in de schuur heb gestald en de tassen naar binnen heb gesleept geniet ik nog een tijdje van het zonnetje in de tuin. Ik doe een strooptocht naar eten en vind pruimen, yoghurt, noten en kaas waarmee ik mijn maaltijd doe. N. heeft een berg aan informatie over Maastricht op tafel achtergelaten, die ik ondertussen tot me neem. Later zit ik op de bank en kijk wat dullig naar de tv. Tegen elf uur gaat het licht uit en weg ben ik.

Zaterdag, rustdag. Het lijkt me een goed idee om na vier dagen en 224 km fietsen een hersteldag te nemen. Vandaag wil ik uitzoeken wat mijn verdere reisplan wordt en de bijbehorende fietskaarten aanschaffen. Eerst maar eens naar Ceramique, waar ik me op het terras van Coffeelovers laaf aan cappuccino en een vers croissantje. Dan op naar de ANWB voor kaarten. Ze hebben van alles over Limburg maar geen fietskaarten voor de omringende landen. Dan naar het station. Ja, er rijdt een trein van Luik naar Luxemburg, zelfs ieder uur. En de fiets kan mee. Dat weet ik dan.
Dan naar de VVV. Helaas, geen informatie over fietsroutes over de grens te krijgen. Dan maar naar de grote Selexysboekwinkel. Helaas mevrouw, dat hebben we hier niet en dat zult u in Maastricht ook nergens vinden. Nou Ja!
Op een terrasje aan de Maas weeg ik een aantal mogelijkheden af. Ik heb nog maximaal acht dagen voordat ik weer afspraken heb. Ik laat Luxemburg vallen als mogelijkheid. Via Duitsland terugfietsen kan, maar voert door een druk gebied dat ik bovendien goed ken. Te weinig avontuur. Blijft België over. Dat heeft ook een knooppuntennetwerk, sterker nog het is daar uitgevonden. Ik ken het systeem inmiddels en durf het wel aan zonder kaart. Eventueel kan ik over de grens nog een kaart aanschaffen. Op mijn knooppuntenkaart van Nederland zie ik nog een stukje België staan waaruit ik opmaak dat ik via Eijsden naar Tongeren kan komen. Een mooi reisdoel voor morgen.

Bij Albert Heijn doe ik inkopen om de voorraad van N. aan te vullen en daarna eet ik op het voor mij nog onbekende Orleansplein, alwaar volgens het Dagblad De Limburger een buurtcafé zit waar je smakelijk en bon marché kunt eten. Leuke, hartelijke mensen, lekker rechttoe rechtaan eten. Gesterkt en warm fiets ik terug. Het is kil in Maastricht, af en toe miezert het wat en er staat een koude wind.
Morgen fijn weer verder. Leuk zo’n rustdag maar het is ook wel genoeg. Nieuwe onbekende verten lokken me. Ik kijk reikhalzend uit naar de tocht naar Eijsden: hoe zal het fietspad zijn? Wat is er te zien? Wie kom ik tegen? Hoe ziet Eijsden er uit? En dan opnieuw een veer! Een feestelijk begin van de rest van mijn tocht.

Het is nog steeds fris als ik zondagochtend op de fiets stap. Lekker met het jack aan, dichtgeritst, op naar Eijsden. Vlakbij het veer ontdek ik een terras aan de Maas, goed voor koffie en vlaai zodat ik mijn behoefte aan zoetigheid tevreden kan stellen. Op het terras wordt het steeds drukker met zuiderlingen. Ze hebben grote tassen en zakken bij zich en tonen met trots de inhoud aan hun buren op het terras. Ik word daarbij ontzien maar kan wel meekijken naar wat er tevoorschijn wordt getoverd: landschapsschilderijen, boekensteunen, zilverwerk, kristal. In Eijsden is kennelijk een antiekmarkt aan de gang. Het wordt alsmaar drukker op het terras en voor mij wordt het tijd voor de oversteek naar het Belgenland.

Al op de pont zie ik het bordje met een knooppunt staan met daaronder de richtingpijl. Ik fiets nog even langs de Maas en daarna, verrassend, via een parkoers met heuse haarspeldbochten een steile heuvel op. Ik kan in het zadel blijven en als ik bovenkom ben ik behoorlijk trots dat me dit is gelukt. Dat geeft perspectief.
Vanaf dit punt blijf ik op dezelfde hoogte fietsen met af een toe wat flauwe stijging en daling. Vlak wordt het voorlopig niet meer. Ik fiets in de Haspengouw, een mooie naam die lekker in de mond ligt. Het doet me denken aan de Hobbits en de Middeleeuwen. Ik vermoed dat het landschap er toen ook al zo uitzag. De tocht is mooi en voert door dorpen, langs weidevelden met of zonder paarden en langs de Jeker, een riviertje dat naar en door Maastricht stroomt. Hier heet de Jeker de Geer en ik zie op de kaart dat het achter Tongeren ontspringt.
Onderweg, in gesprekjes met Belgische fietsers, wandelaars en terraszitters, wordt me duidelijk dat Tongeren de oudste stad van België is. Het centrum doet me Middeleeuws aan met in het midden een grote basiliek en een ruim, aflopend marktplein omzoomt door uitgebreide terrassen. Ze zijn goed bezet en de menselijke stemmen hebben zich samengevoegd in een dik zoemend geluid. Het ziet er gezellig uit en ik besluit op zoek te gaan naar een B&B. Lang leve de iPhone: binnen de kortste keren heb ik beet. Op vijf minuten fietsen van de binnenstad vind ik het pand, een groot vrijstaand huis getooid met een frêle torentje. Ik wordt hartelijk ontvangen met een glas wijn en het historische verhaal over het huis dat uit 1904 stamt. Ik krijg de kamer met de stortdouche. Lekker, mijn haar is aan een wasbeurt toe. Daarna het stadje in op zoek naar maagvulling. Een Italiaan voldoet hier prima aan. Terug op mijn kamer kijk ik naar zomergasten met Dick Swaab.

De volgende ochtend ga ik naar de VVV in Tongeren voor een fietskaart. Daarna buig ik naar het Noorden, naar Hasselt. Ik heb behoorlijk de pest in dat ik weer richting huis ga fietsen. Het liefst had ik nog een week of wat naar het zuiden doorgegaan. Tot nu toe heb ik zo’n dikke 300 km afgelegd zonder spierpijn of zadelpijn. Het gaat als vanzelf en iedere ochtend verlang ernaar om op het zadel te gaan zitten met de zon in mijn gezicht. Op weg naar onbekende verten. Ik wil zien en ervaren wat er om de bocht ligt of achter de heuvel in de verte. Al die dorpen op de kaart met hun intrigerende namen ontdekken en voelen hoe het is om daar naar de bakker te gaan of op een bankje een gesprek met de bewoners te hebben. Er beginnen zich in mijn hoofd voorzichtige plannen te ontwikkelen over grote tochten. Mijn benen gaan rond en ik kom in een cadans die heerlijk voelt. Mijn hoofd is leeg, ik zie en hoor en dat laat ik weer allemaal achter me. Met de dag voel ik me fitter en helderder in mijn hoofd. Als ik nou eens door zou kunnen fietsen tot ergens in midden Frankrijk, daar mijn fiets zou kunnen afleveren en zelf met de trein terug naar huis? En later mijn fiets ergens in Nederland afhaal en het laatste stukje naar huis op het zadel doe? Dat zou nog eens leuk zijn!
Ondertussen passeer ik plaatsjes als Vliermaal en Kortessem, eet een Haspengouwse boerenomelet en toer door onafzienbare appel- en perenboomgaarden. Het fietspad gaat er dwars doorheen en de vruchten hangen binnen plukbereik in overvloedige hoeveelheden. Dan weer opent het landschap zich met uitgestrekte korenvelden, waar het graan goudgeel staat te rijpen of sluit het uitzicht door hoge maïsplanten waar de wind doorheen strijkt. Ik probeer dat geluid te vangen in een woord. Wat hoor ik nou eigenlijk en kom uiteindelijk tot “flisk”, de maïs fliskert in de wind. Met een zachte k. Het land golft evenals het fietspad en ik berijd de golven. Zo kom ik in Hasselt en vind er een goedkoop hotelkamertje en een veilige plek voor de Flyer. Slenter ‘s avonds door de stad en zit lang op een terras te kijken en te mijmeren. Ook in Hasselt heerst een gezellige sfeer met veel terrassen en een hoop volk. ’s Nachts droom ik van Bombadil, onze Newfoundlander. Wat kwam die daar nou doen?

Bij het ontbijt plan ik de route. Vandaag wil ik vanuit Hasselt de Nederlandse grens bereiken. De knooppuntenroute laat een lange groene rechte streep zien die even ten noorden van Hasselt begint en eindigt bij Leende. Het ziet er saai uit en ik hoop dat ook in dit geval de kaart niet het gebied is. Eerst kom ik bij het weidse Albertkanaal en steek de sluizen over. Het verschil in waterhoogte is behoorlijk groot en ik hoop maar dat het stevige, goed onderhouden sluizen zijn, anders vrees ik dan heel Hasselt flink onder water komt te staan.
De groene streep blijkt een prima fietspad te zijn dat afwisselend over dijkjes en dan weer door dichte bossen voert. Op de kaart zie ik dat er veel kleine dorpjes liggen ter linker- of rechterzijde en later behoorlijk grote plaatsen als Lommel en Neerpelt. Ik merk er niets van. Het pad heeft zichzelf een weg gezocht door verstilde natuur en projectontwikkelaars op een flinke afstand weten te houden. Het wegdek is prima, zoals bijna overal bij onze zuiderburen. Ik heb er zin in en vlieg met een gemiddelde van 25 km per uur België uit en de Leenderheide op. In Leende plof ik neer voor een innerlijke opfrisser en bepaal waar ik wil slapen. Voor het eerst vang ik bot, in Heeze. Het wordt Geldrop. Als ik afstap heb ik er 73 km op zitten. Dat voelt als genoeg. Toch heb ik bij het uitpakken en omkleden nog energie over. Ik zit nog lang na te genieten van de rit voordat ik me aan Morpheus overgeef.

De laatste dagen word ik wakker voordat mijn gsm me wekt en wil ik er uit en op de fiets. Zou het verslavend zijn?
De lucht is grijs en het is fris als ik vertrek. In Geldrops’ centrum ontbijt ik bij Bakker Bart waarna ik koers zet richting Oss. Af en toe spikt het wat, soms drupt het iets meer en een enkele keer lijkt het echt te gaan regenen. Langs de boerenwegen in Brabant staan veel bomen, platanen, eiken of populieren die de weg en de fietser droge momenten geven. Als ik Lieshout binnenkom begint het te gieten. Ik stap af bij het eerste beste café dat geheel Bavariablauw is. De brouwerij staat er pal naast. Terwijl ik wacht tot de bui is overgedreven bestudeer ik de kaart. Als het droog blijft haal ik Oss, maar als ik vaker wil schuilen wordt het misschien Uden of Veghel. Ik zal wel zien en eet een vroege lunch. Daarna is de bui weg en vervolg ik mijn reis. Op een paar druppels na blijft het droog en zo kom ik toch in Oss terecht. Het weer is warmer geworden en de terrassen staan uit. Ik zit tot ’s avonds laat op het terras de theaterbrasserie.

Op donderdagochtend is het prachtig, zonnig weer. Ik peddel naar de Maas en neem het veer, het zesde alweer, dat me naar Maasbommel brengt. Daar lonken de parasols en de behoefte aan koffie. Dan door, eerst langs de Maas en dan dwars door de Betuwe naar boven, naar het veer bij Druten, nummer 7. Het is er even zoeken want er is een dorpsfeest gaande. De lucht van de etenswaren slaat me plat en ik vlucht naar de dijk. Daar zie ik al snel het veer naar de overkant, richting Dodewaard. Er is veel animo en de fietsers staan in de rij. De pontbazen helpen de fietsen te parkeren op het kleine pontje en doen dat met zorg. Aan de overkant passeer ik de lange slang van echtparen die in een traag tempo het fietspad verstoppen. De stank van Druten, de overvolle pont, de mensenmassa op het fietspad, ik ben blij als ik het allemaal achter me laat, de ruimte en de vrijheid in.
In Zetten hap ik een verlate lunch in de vorm van een baquette bij de bakker en ga op zoek naar een bedje. Oosterbeek of Driel is mijn eerste keuze. Ik krijg nul op mijn rekest. Dan zoek ik in de omgeving van Driel en vind een goed onderkomen in Elst. Ik ben daar in geen jaren geweest en verbaas me erover hoe leuk het centrum is geworden. Ik eet en slaap tegenover de toren die er imposant uitziet. ’s Avonds, ik zit op het terras te eten, breekt een noodweer los. Donder en bliksem en liters water maken dat iedereen naar binnen vlucht. De straat is in een oogwenk verlaten. Later zie ik op de buis dat Arnhem deels overstroomt is. Na een goede nachtrust begin ik aan mijn laatste etappe.

Dacht ik gisteren aan M. toen ik door Dodewaard fietste, vandaag gaan mijn gedachten naar R. als ik in Oosterbeek mijn weg zoek. Nadat ik de pont bij Driel (nummer 8) heb genomen ga ik direct de hoogte in. Steile klimmetjes en korte afdalingen volgen elkaar in hoog tempo op. Behoorlijk vermoeiend. Later, als ik bij Deelen de Veluwe oprijd worden de hellingen langer. Lekker voor mijn spieren. Dat het ook daar flink heeft geregend zie ik aan de diepe plassen en de verse wildsporen die ik op de zandpaden aantref. Als ik in Apeldoorn aankom heb ik honger en zie dat mijn accu al een flink deel van zijn lading kwijt is. Ik schakel terug naar zijn laagste stand en peddel rustig verder. Ik zie ook dat ik inmiddels 62 km heb gereden en besluit door te rijden naar Vaassen. Daar tref ik het aanlokkelijke terras aan waar ik naar verlangde.

Van Vaassen naar huis is nog maar een eindje. Via Epe, waar ook al een braderie aan de gang is met de bijbehorende geuren en een onverwachte ontmoeting met een ree kom ik in Heerde aan. Vandaag heb ik 85 km afgelegd. Sjonge, jonge.

Als ik thuis op de bank zit zet ik de tocht op een rijtje.
Het was heerlijk om met de fiets op pad te zijn. Het gevoel van vrijheid, onwetend van waar ik zal komen en verblijven, vrij om te reizen en te gaan naar wat me invalt geeft me een intens gelukkig gevoel. En dat dan met de wind door mijn haren, met flapperende jas of bloes en met de zon op mijn gezicht.

Twee regendagen, één grijze dag en acht zonnige dagen maakte ik mee.
Totaal 644 km weggetrapt. Naar het zuiden toe was ik dan al achter Tours geweest. Dat kan ik dus doen in elf dagen inclusief de rustdag.
Mijn gemiddelde snelheid is: 18,1 per uur.
Naarmate ik langer fietste maakte ik meer kilometers per dag. Dat ging ongepland en ongemerkt.
Het werkt prima om pas aan het eind van de dag te bepalen waar ik ga slapen. Als ik blijf koersen op mijn onbewuste kom ik meestal goed uit.
De tocht heeft me een hoop energie gegeven, een helder hoofd, en conditie.

En nu? volgend jaar een lange tocht maken richting Santiago de Compostela? Of Tallinn? Of via Helsinki naar de Barentszee? Wat een mogelijkheden. Ik voel er veel lust toe.

Heerde, Augustus 2011